Woxikon / Werkwoorden / Nederlands / T / thuiszitten

NL Nederlands vervoeging van thuiszitten

Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord thuiszittend
Tegenwoordig en verleden deelwoord thuisgezeten
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens zit thuis zit thuis zit thuis zitten thuis zitten thuis zitten thuis
Imperfect zat thuis zat thuis zat thuis zaten thuis zaten thuis zaten thuis
Toekomende tijd I zal thuiszitten zult thuiszitten zal thuiszitten zullen thuiszitten zullen thuiszitten zullen thuiszitten
Conditionalis I zou thuiszitten zou thuiszitten zou thuiszitten zouden thuiszitten zouden thuiszitten zouden thuiszitten
Perfectum heb thuisgezeten hebt thuisgezeten heeft thuisgezeten hebben thuisgezeten hebben thuisgezeten hebben thuisgezeten
Voltooid verleden tijd had thuisgezeten had thuisgezeten had thuisgezeten hadden thuisgezeten hadden thuisgezeten hadden thuisgezeten
Toekomende tijd II zal thuisgezeten hebben zult thuisgezeten hebben zal thuisgezeten hebben zullen thuisgezeten hebben zullen thuisgezeten hebben zullen thuisgezeten hebben
Conditionalis II zou hebben thuisgezeten zou hebben thuisgezeten zou hebben thuisgezeten zouden hebben thuisgezeten zouden hebben thuisgezeten zouden hebben thuisgezeten
Imperatief - zit thuis - - zit thuis -

Gelijksoortige werkwoordenthuiszitten

Vervoegde woorden voor en na thuiszitten

« thuiszitten »

Meer handelingen voor thuiszitten