Aantal werkwoord vormen: 8
Gebiedende wijs en deelwoorden
Partizip II nappiert
Imperativ (Du) nappiere
Imperativ (Du) nappiert
Soort ich du er/sie/es wir ihr sie
Präsens Indikativ nappiere nappierst nappiert - - -
Präteritum Indikativ nappierte - - - - -
Präsens Konjunktiv I nappierte - - - - -

Gelijksoortige werkwoordennappieren

Vervoegde woorden voor en na nappieren

« nappieren »