NL Nederlands vervoegde werkwoorden op alfabetische volgorde B
- baaien ... balderen
- balen ... bannen
- banvloeken ... batoneren
- batten ... beboteren
- bebouwen ... bedijken
- bedillen ... bedruppelen
- bedruppen ... begeesteren
- begeleiden ... begroten
- begruizen ... behuwen
- beiaarden ... bekeren
- bekeuren ... beknabbelen
- beknagen ... bekrabbelen
- bekrabben ... belangen
- belangstellen ... beliegen
- believen ... bemannen
- bemantelen ... benagelen
- benauwen ... bepalen
- bepantseren ... bepoten
- bepraten ... beridderen
- berijden ... beschaven
- bescheiden ... beschuldigen
- beschutten ... bespannen
- besparen ... bespuiten
- bespuwen ... bestorten
- bestraffen ... betichten
- betimmeren ... betuigen
- betuinen ... beven
- bevestigen ... bevorderen
- bevrachten ... bewegen
- bewegwijzeren ... bezeren
- bezetten ... bezuren
- bezwadderen ... bifurqueren
- biggelen ... bijeendrijven
- bijeengaren ... bijeenzijn
- bijeenzitten ... bijlappen
- bijleggen ... bijschilderen
- bijscholen ... bijtanken
- bijtekenen ... bikkelen
- bikken ... binnenhollen
- binnenhouden ... binnensmokkelen
- binnenspelen ... bitumineren
- bivakkeren ... bleren
- blesseren ... bloesemen
- bloezen ... blèren
- bobbelen ... boffen
- bogen ... bootsen
- borduren ... bouwen
- bovenblijven ... brandmerken
- brandschatten ... brijzelen
- brillen ... bruisen
- brullen ... buitenlaten
- buitensluipen ... buurten