Woxikon / Werkwoorden / Nederlands / A / auskulteren

NL Nederlands vervoeging van auskulteren

Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord auskulterend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geauskulteerd
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens auskulteer auskulteert auskulteert auskulteren auskulteren auskulteren
Imperfect auskulteerde auskulteerde auskulteerde auskulteerden auskulteerden auskulteerden
Toekomende tijd I zal auskulteren zult auskulteren zal auskulteren zullen auskulteren zullen auskulteren zullen auskulteren
Conditionalis I zou auskulteren zou auskulteren zou auskulteren zouden auskulteren zouden auskulteren zouden auskulteren
Perfectum heb geauskulteerd hebt geauskulteerd heeft geauskulteerd hebben geauskulteerd hebben geauskulteerd hebben geauskulteerd
Voltooid verleden tijd had geauskulteerd had geauskulteerd had geauskulteerd hadden geauskulteerd hadden geauskulteerd hadden geauskulteerd
Toekomende tijd II zal geauskulteerd hebben zult geauskulteerd hebben zal geauskulteerd hebben zullen geauskulteerd hebben zullen geauskulteerd hebben zullen geauskulteerd hebben
Conditionalis II zou hebben geauskulteerd zou hebben geauskulteerd zou hebben geauskulteerd zouden hebben geauskulteerd zouden hebben geauskulteerd zouden hebben geauskulteerd
Imperatief - auskulteer - - auskulteert -

Gelijksoortige werkwoordenauskulteren

Vervoegde woorden voor en na auskulteren

« auskulteren »

Meer handelingen voor auskulteren