Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord bewierokend
Tegenwoordig en verleden deelwoord bewierookt
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens bewierook bewierookt bewierookt bewieroken bewieroken bewieroken
Imperfect bewierookte bewierookte bewierookte bewierookten bewierookten bewierookten
Toekomende tijd I zal bewieroken zult bewieroken zal bewieroken zullen bewieroken zullen bewieroken zullen bewieroken
Conditionalis I zou bewieroken zou bewieroken zou bewieroken zouden bewieroken zouden bewieroken zouden bewieroken
Perfectum heb bewierookt hebt bewierookt heeft bewierookt hebben bewierookt hebben bewierookt hebben bewierookt
Voltooid verleden tijd had bewierookt had bewierookt had bewierookt hadden bewierookt hadden bewierookt hadden bewierookt
Toekomende tijd II zal bewierookt hebben zult bewierookt hebben zal bewierookt hebben zullen bewierookt hebben zullen bewierookt hebben zullen bewierookt hebben
Conditionalis II zou hebben bewierookt zou hebben bewierookt zou hebben bewierookt zouden hebben bewierookt zouden hebben bewierookt zouden hebben bewierookt
Imperatief - bewierook - - bewierookt -

Gelijksoortige werkwoordenbewieroken

Vervoegde woorden voor en na bewieroken