Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord civilizerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gecivilizeerd
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens civilizeer civilizeert civilizeert civilizeren civilizeren civilizeren
Imperfect civilizeerde civilizeerde civilizeerde civilizeerden civilizeerden civilizeerden
Toekomende tijd I zal civilizeren zult civilizeren zal civilizeren zullen civilizeren zullen civilizeren zullen civilizeren
Conditionalis I zou civilizeren zou civilizeren zou civilizeren zouden civilizeren zouden civilizeren zouden civilizeren
Perfectum heb gecivilizeerd hebt gecivilizeerd heeft gecivilizeerd hebben gecivilizeerd hebben gecivilizeerd hebben gecivilizeerd
Voltooid verleden tijd had gecivilizeerd had gecivilizeerd had gecivilizeerd hadden gecivilizeerd hadden gecivilizeerd hadden gecivilizeerd
Toekomende tijd II zal gecivilizeerd hebben zult gecivilizeerd hebben zal gecivilizeerd hebben zullen gecivilizeerd hebben zullen gecivilizeerd hebben zullen gecivilizeerd hebben
Conditionalis II zou hebben gecivilizeerd zou hebben gecivilizeerd zou hebben gecivilizeerd zouden hebben gecivilizeerd zouden hebben gecivilizeerd zouden hebben gecivilizeerd
Imperatief - civilizeer - - civilizeert -

Gelijksoortige werkwoordencivilizeren

Vervoegde woorden voor en na civilizeren

« civilizeren »