Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | frustrerend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | gefrustreerd |
Soort | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | frustreer | frustreert | frustreert | frustreren | frustreren | frustreren |
Imperfect | frustreerde | frustreerde | frustreerde | frustreerden | frustreerden | frustreerden |
Toekomende tijd I | zal frustreren | zult frustreren | zal frustreren | zullen frustreren | zullen frustreren | zullen frustreren |
Conditionalis I | zou frustreren | zou frustreren | zou frustreren | zouden frustreren | zouden frustreren | zouden frustreren |
Perfectum | heb gefrustreerd | hebt gefrustreerd | heeft gefrustreerd | hebben gefrustreerd | hebben gefrustreerd | hebben gefrustreerd |
Voltooid verleden tijd | had gefrustreerd | had gefrustreerd | had gefrustreerd | hadden gefrustreerd | hadden gefrustreerd | hadden gefrustreerd |
Toekomende tijd II | zal gefrustreerd hebben | zult gefrustreerd hebben | zal gefrustreerd hebben | zullen gefrustreerd hebben | zullen gefrustreerd hebben | zullen gefrustreerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben gefrustreerd | zou hebben gefrustreerd | zou hebben gefrustreerd | zouden hebben gefrustreerd | zouden hebben gefrustreerd | zouden hebben gefrustreerd |
Imperatief | - | frustreer | - | - | frustreert | - |
Gelijksoortige werkwoordenfrustreren
Vervoegde woorden voor en na frustreren
Meer handelingen voor frustreren