Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | kanoniserend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | gekanoniseerd |
Soort | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | kanoniseer | kanoniseert | kanoniseert | kanoniseren | kanoniseren | kanoniseren |
Imperfect | kanoniseerde | kanoniseerde | kanoniseerde | kanoniseerden | kanoniseerden | kanoniseerden |
Toekomende tijd I | zal kanoniseren | zult kanoniseren | zal kanoniseren | zullen kanoniseren | zullen kanoniseren | zullen kanoniseren |
Conditionalis I | zou kanoniseren | zou kanoniseren | zou kanoniseren | zouden kanoniseren | zouden kanoniseren | zouden kanoniseren |
Perfectum | heb gekanoniseerd | hebt gekanoniseerd | heeft gekanoniseerd | hebben gekanoniseerd | hebben gekanoniseerd | hebben gekanoniseerd |
Voltooid verleden tijd | had gekanoniseerd | had gekanoniseerd | had gekanoniseerd | hadden gekanoniseerd | hadden gekanoniseerd | hadden gekanoniseerd |
Toekomende tijd II | zal gekanoniseerd hebben | zult gekanoniseerd hebben | zal gekanoniseerd hebben | zullen gekanoniseerd hebben | zullen gekanoniseerd hebben | zullen gekanoniseerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben gekanoniseerd | zou hebben gekanoniseerd | zou hebben gekanoniseerd | zouden hebben gekanoniseerd | zouden hebben gekanoniseerd | zouden hebben gekanoniseerd |
Imperatief | - | kanoniseer | - | - | kanoniseert | - |
Gelijksoortige werkwoordenkanoniseren
Vervoegde woorden voor en na kanoniseren
Meer handelingen voor kanoniseren