Aantal werkwoord vormen: 52
| Gebiedende wijs en deelwoorden |
| Tegenwoordig en verleden deelwoord | koffiezettend |
| Tegenwoordig en verleden deelwoord | koffiegezet |
| Soort | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
| Presens | zet koffie | zet koffie | zet koffie | zetten koffie | zetten koffie | zetten koffie |
| Imperfect | zette koffie | zette koffie | zette koffie | zetten koffie | zetten koffie | zetten koffie |
| Toekomende tijd I | zal koffiezetten | zult koffiezetten | zal koffiezetten | zullen koffiezetten | zullen koffiezetten | zullen koffiezetten |
| Conditionalis I | zou koffiezetten | zou koffiezetten | zou koffiezetten | zouden koffiezetten | zouden koffiezetten | zouden koffiezetten |
| Perfectum | heb koffiegezet | hebt koffiegezet | heeft koffiegezet | hebben koffiegezet | hebben koffiegezet | hebben koffiegezet |
| Voltooid verleden tijd | had koffiegezet | had koffiegezet | had koffiegezet | hadden koffiegezet | hadden koffiegezet | hadden koffiegezet |
| Toekomende tijd II | zal koffiegezet hebben | zult koffiegezet hebben | zal koffiegezet hebben | zullen koffiegezet hebben | zullen koffiegezet hebben | zullen koffiegezet hebben |
| Conditionalis II | zou hebben koffiegezet | zou hebben koffiegezet | zou hebben koffiegezet | zouden hebben koffiegezet | zouden hebben koffiegezet | zouden hebben koffiegezet |
| Imperatief | - | zet koffie | - | - | zet koffie | - |
Gelijksoortige werkwoordenkoffiezetten
Vervoegde woorden voor en na koffiezetten
Meer handelingen voor koffiezetten
