Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | maskerend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | gemaskerd |
Soort | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | masker | maskert | maskert | maskeren | maskeren | maskeren |
Imperfect | maskerde | maskerde | maskerde | maskerden | maskerden | maskerden |
Toekomende tijd I | zal maskeren | zult maskeren | zal maskeren | zullen maskeren | zullen maskeren | zullen maskeren |
Conditionalis I | zou maskeren | zou maskeren | zou maskeren | zouden maskeren | zouden maskeren | zouden maskeren |
Perfectum | heb gemaskerd | hebt gemaskerd | heeft gemaskerd | hebben gemaskerd | hebben gemaskerd | hebben gemaskerd |
Voltooid verleden tijd | had gemaskerd | had gemaskerd | had gemaskerd | hadden gemaskerd | hadden gemaskerd | hadden gemaskerd |
Toekomende tijd II | zal gemaskerd hebben | zult gemaskerd hebben | zal gemaskerd hebben | zullen gemaskerd hebben | zullen gemaskerd hebben | zullen gemaskerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben gemaskerd | zou hebben gemaskerd | zou hebben gemaskerd | zouden hebben gemaskerd | zouden hebben gemaskerd | zouden hebben gemaskerd |
Imperatief | - | masker | - | - | maskert | - |
Gelijksoortige werkwoordenmaskeren
Vervoegde woorden voor en na maskeren
Meer handelingen voor maskeren