Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord maximerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gemaximeerd
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens maximeer maximeert maximeert maximeren maximeren maximeren
Imperfect maximeerde maximeerde maximeerde maximeerden maximeerden maximeerden
Toekomende tijd I zal maximeren zult maximeren zal maximeren zullen maximeren zullen maximeren zullen maximeren
Conditionalis I zou maximeren zou maximeren zou maximeren zouden maximeren zouden maximeren zouden maximeren
Perfectum heb gemaximeerd hebt gemaximeerd heeft gemaximeerd hebben gemaximeerd hebben gemaximeerd hebben gemaximeerd
Voltooid verleden tijd had gemaximeerd had gemaximeerd had gemaximeerd hadden gemaximeerd hadden gemaximeerd hadden gemaximeerd
Toekomende tijd II zal gemaximeerd hebben zult gemaximeerd hebben zal gemaximeerd hebben zullen gemaximeerd hebben zullen gemaximeerd hebben zullen gemaximeerd hebben
Conditionalis II zou hebben gemaximeerd zou hebben gemaximeerd zou hebben gemaximeerd zouden hebben gemaximeerd zouden hebben gemaximeerd zouden hebben gemaximeerd
Imperatief - maximeer - - maximeert -

Gelijksoortige werkwoordenmaximeren

Vervoegde woorden voor en na maximeren

« maximeren »