Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord sowjettiserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gesowjettiseerd
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens sowjettiseer sowjettiseert sowjettiseert sowjettiseren sowjettiseren sowjettiseren
Imperfect sowjettiseerde sowjettiseerde sowjettiseerde sowjettiseerden sowjettiseerden sowjettiseerden
Toekomende tijd I zal sowjettiseren zult sowjettiseren zal sowjettiseren zullen sowjettiseren zullen sowjettiseren zullen sowjettiseren
Conditionalis I zou sowjettiseren zou sowjettiseren zou sowjettiseren zouden sowjettiseren zouden sowjettiseren zouden sowjettiseren
Perfectum heb gesowjettiseerd hebt gesowjettiseerd heeft gesowjettiseerd hebben gesowjettiseerd hebben gesowjettiseerd hebben gesowjettiseerd
Voltooid verleden tijd had gesowjettiseerd had gesowjettiseerd had gesowjettiseerd hadden gesowjettiseerd hadden gesowjettiseerd hadden gesowjettiseerd
Toekomende tijd II zal gesowjettiseerd hebben zult gesowjettiseerd hebben zal gesowjettiseerd hebben zullen gesowjettiseerd hebben zullen gesowjettiseerd hebben zullen gesowjettiseerd hebben
Conditionalis II zou hebben gesowjettiseerd zou hebben gesowjettiseerd zou hebben gesowjettiseerd zouden hebben gesowjettiseerd zouden hebben gesowjettiseerd zouden hebben gesowjettiseerd
Imperatief - sowjettiseer - - sowjettiseert -

Gelijksoortige werkwoordensowjettiseren

Vervoegde woorden voor en na sowjettiseren

« sowjettiseren »