Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord vernederlandsend
Tegenwoordig en verleden deelwoord vernederlandst
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens vernederlands vernederlandst vernederlandst vernederlandsen vernederlandsen vernederlandsen
Imperfect vernederlandste vernederlandste vernederlandste vernederlandsten vernederlandsten vernederlandsten
Toekomende tijd I zal vernederlandsen zult vernederlandsen zal vernederlandsen zullen vernederlandsen zullen vernederlandsen zullen vernederlandsen
Conditionalis I zou vernederlandsen zou vernederlandsen zou vernederlandsen zouden vernederlandsen zouden vernederlandsen zouden vernederlandsen
Perfectum heb vernederlandst hebt vernederlandst heeft vernederlandst hebben vernederlandst hebben vernederlandst hebben vernederlandst
Voltooid verleden tijd had vernederlandst had vernederlandst had vernederlandst hadden vernederlandst hadden vernederlandst hadden vernederlandst
Toekomende tijd II zal vernederlandst hebben zult vernederlandst hebben zal vernederlandst hebben zullen vernederlandst hebben zullen vernederlandst hebben zullen vernederlandst hebben
Conditionalis II zou hebben vernederlandst zou hebben vernederlandst zou hebben vernederlandst zouden hebben vernederlandst zouden hebben vernederlandst zouden hebben vernederlandst
Imperatief - vernederlands - - vernederlandst -

Gelijksoortige werkwoordenvernederlandsen

Vervoegde woorden voor en na vernederlandsen

« vernederlandsen »