Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord zwartvissend
Tegenwoordig en verleden deelwoord zwartgevist
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens vis zwart vist zwart vist zwart vissen zwart vissen zwart vissen zwart
Imperfect viste zwart viste zwart viste zwart visten zwart visten zwart visten zwart
Toekomende tijd I zal zwartvissen zult zwartvissen zal zwartvissen zullen zwartvissen zullen zwartvissen zullen zwartvissen
Conditionalis I zou zwartvissen zou zwartvissen zou zwartvissen zouden zwartvissen zouden zwartvissen zouden zwartvissen
Perfectum heb zwartgevist hebt zwartgevist heeft zwartgevist hebben zwartgevist hebben zwartgevist hebben zwartgevist
Voltooid verleden tijd had zwartgevist had zwartgevist had zwartgevist hadden zwartgevist hadden zwartgevist hadden zwartgevist
Toekomende tijd II zal zwartgevist hebben zult zwartgevist hebben zal zwartgevist hebben zullen zwartgevist hebben zullen zwartgevist hebben zullen zwartgevist hebben
Conditionalis II zou hebben zwartgevist zou hebben zwartgevist zou hebben zwartgevist zouden hebben zwartgevist zouden hebben zwartgevist zouden hebben zwartgevist
Imperatief - vis zwart - - vist zwart -

Gelijksoortige werkwoordenzwartvissen

Vervoegde woorden voor en na zwartvissen

« zwartvissen »