Aantal werkwoord vormen: 18
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord zwerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gezworen
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - zweert - - zweren
Imperfect - - zwoor - - zworen
Toekomende tijd I - - zal zweren - - zult zweren
Conditionalis I - - zal zweren - - zullen zweren
Perfectum - - heeft gezworen - - hebben gezworen
Voltooid verleden tijd - - had gezworen - - hadden gezworen
Toekomende tijd II - - zal gezworen hebben - - zult gezworen hebben
Conditionalis II - - zal hebben gezworen - - zullen hebben gezworen

Gelijksoortige werkwoordenzweren

Vervoegde woorden voor en na zweren

« zweren »