Aantal werkwoord vormen: 8
Gebiedende wijs en deelwoorden
Partizip II abloziert
Imperativ (Du) abloziere
Imperativ (Du) abloziert
Soort ich du er/sie/es wir ihr sie
Präsens Indikativ abloziere ablozierst abloziert - - -
Präteritum Indikativ ablozierte - - - - -
Präsens Konjunktiv I ablozierte - - - - -

Gelijksoortige werkwoordenablozieren

Vervoegde woorden voor en na ablozieren

« ablozieren »