Aantal werkwoord vormen: 8
Gebiedende wijs en deelwoorden
Partizip II dagegengerannt
Imperativ (Du) renn dagegen
Imperativ (Du) rennt dagegen
Soort ich du er/sie/es wir ihr sie
Präsens Indikativ renne dagegen rennst dagegen rennt dagegen - - -
Präteritum Indikativ rannte dagegen - - - - -
Präsens Konjunktiv I rennte dagegen - - - - -

Gelijksoortige werkwoordendagegenrennen

Vervoegde woorden voor en na dagegenrennen

« dagegenrennen »