Aantal werkwoord vormen: 77
Gebiedende wijs en deelwoorden
Partizip I handicapend
Partizip I gehandicapt
Imperativ (Du) handicap(e)
Imperativ (Du) handicapen
Imperativ (Du) handicapt
Soort ich du er/sie/es wir ihr sie
Präsens Indikativ handicape handicapst handicapt handicapen handicapt handicapen
Präteritum Indikativ handicapte handicaptest handicapte handicapten handicaptet handicapten
Futur I Indikativ werde handicapen wirst handicapen wird handicapen werden handicapen werdet handicapen werden handicapen
Futur I Konjunktiv II würde handicapen würdest handicapen würde handicapen würden handicapen würdet handicapen würden handicapen
Präsens Konjunktiv I handicape handicapest handicape handicapen handicapet handicapen
Präteritum Konjunktiv II handicapte handicaptest handicapte handicapten handicaptet handicapten
Perfekt Indikativ habe gehandicapt hast gehandicapt hat gehandicapt haben gehandicapt habt gehandicapt haben gehandicapt
Plusquamperfekt Indikativ hatte gehandicapt hattest gehandicapt hatte gehandicapt hatten gehandicapt hattet gehandicapt hatten gehandicapt
Futur II Indikativ werde gehandicapt haben wirst gehandicapt haben wird gehandicapt haben werden gehandicapt haben werdet gehandicapt haben werden gehandicapt haben
Futur II Konjunktiv II würde gehandicapt haben würdest gehandicapt haben würde gehandicapt haben würden gehandicapt haben würdet gehandicapt haben würden gehandicapt haben
Perfekt Konjunktiv I habe gehandicapt habest gehandicapt habe gehandicapt haben gehandicapt habet gehandicapt haben gehandicapt
Plusquamperfekt Konjunktiv II hätte gehandicapt hättest gehandicapt hätte gehandicapt hätten gehandicapt hättet gehandicapt hätten gehandicapt

Gelijksoortige werkwoordenhandicapen

Vervoegde woorden voor en na handicapen

« handicapen »