Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord desakraliserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gedesakraliseerd
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens desakraliseer desakraliseert desakraliseert desakraliseren desakraliseren desakraliseren
Imperfect desakraliseerde desakraliseerde desakraliseerde desakraliseerden desakraliseerden desakraliseerden
Toekomende tijd I zal desakraliseren zult desakraliseren zal desakraliseren zullen desakraliseren zullen desakraliseren zullen desakraliseren
Conditionalis I zou desakraliseren zou desakraliseren zou desakraliseren zouden desakraliseren zouden desakraliseren zouden desakraliseren
Perfectum heb gedesakraliseerd hebt gedesakraliseerd heeft gedesakraliseerd hebben gedesakraliseerd hebben gedesakraliseerd hebben gedesakraliseerd
Voltooid verleden tijd had gedesakraliseerd had gedesakraliseerd had gedesakraliseerd hadden gedesakraliseerd hadden gedesakraliseerd hadden gedesakraliseerd
Toekomende tijd II zal gedesakraliseerd hebben zult gedesakraliseerd hebben zal gedesakraliseerd hebben zullen gedesakraliseerd hebben zullen gedesakraliseerd hebben zullen gedesakraliseerd hebben
Conditionalis II zou hebben gedesakraliseerd zou hebben gedesakraliseerd zou hebben gedesakraliseerd zouden hebben gedesakraliseerd zouden hebben gedesakraliseerd zouden hebben gedesakraliseerd
Imperatief - desakraliseer - - desakraliseert -

Gelijksoortige werkwoordendesakraliseren

Vervoegde woorden voor en na desakraliseren

« desakraliseren »