Woxikon / Werkwoorden / Nederlands / I / inberekenen

NL Nederlands vervoeging van inberekenen

Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord inberekenend
Tegenwoordig en verleden deelwoord inberekend
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens inbereken inberekent inberekent inberekenen inberekenen inberekenen
Imperfect inberekende inberekende inberekende inberekenden inberekenden inberekenden
Toekomende tijd I zal inberekenen zult inberekenen zal inberekenen zullen inberekenen zullen inberekenen zullen inberekenen
Conditionalis I zou inberekenen zou inberekenen zou inberekenen zouden inberekenen zouden inberekenen zouden inberekenen
Perfectum heb inberekend hebt inberekend heeft inberekend hebben inberekend hebben inberekend hebben inberekend
Voltooid verleden tijd had inberekend had inberekend had inberekend hadden inberekend hadden inberekend hadden inberekend
Toekomende tijd II zal inberekend hebben zult inberekend hebben zal inberekend hebben zullen inberekend hebben zullen inberekend hebben zullen inberekend hebben
Conditionalis II zou hebben inberekend zou hebben inberekend zou hebben inberekend zouden hebben inberekend zouden hebben inberekend zouden hebben inberekend
Imperatief - inbereken - - inberekent -

Gelijksoortige werkwoordeninberekenen

Vervoegde woorden voor en na inberekenen

« inberekenen »

Meer handelingen voor inberekenen