Aantal werkwoord vormen: 18
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord uitdroppelend
Tegenwoordig en verleden deelwoord uitgedroppeld
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - droppelt uit - - droppelen uit
Imperfect - - droppelde uit - - droppelden uit
Toekomende tijd I - - zal uitdroppelen - - zult uitdroppelen
Conditionalis I - - zal uitdroppelen - - zullen uitdroppelen
Perfectum - - is uitgedroppeld - - zijn uitgedroppeld
Voltooid verleden tijd - - was uitgedroppeld - - waren uitgedroppeld
Toekomende tijd II - - zal uitgedroppeld zijn - - zult uitgedroppeld zijn
Conditionalis II - - zal zijn uitgedroppeld - - zullen zijn uitgedroppeld

Gelijksoortige werkwoordenuitdroppelen

Vervoegde woorden voor en na uitdroppelen

« uitdroppelen »