Woxikon / Werkwoorden / Nederlands / U / uitselecteren

NL Nederlands vervoeging van uitselecteren

Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden
Tegenwoordig en verleden deelwoord uitselecterend
Tegenwoordig en verleden deelwoord uitgeselecteerd
Soort ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens selecteer uit selecteert uit selecteert uit selecteren uit selecteren uit selecteren uit
Imperfect selecteerde uit selecteerde uit selecteerde uit selecteerden uit selecteerden uit selecteerden uit
Toekomende tijd I zal uitselecteren zult uitselecteren zal uitselecteren zullen uitselecteren zullen uitselecteren zullen uitselecteren
Conditionalis I zou uitselecteren zou uitselecteren zou uitselecteren zouden uitselecteren zouden uitselecteren zouden uitselecteren
Perfectum heb uitgeselecteerd hebt uitgeselecteerd heeft uitgeselecteerd hebben uitgeselecteerd hebben uitgeselecteerd hebben uitgeselecteerd
Voltooid verleden tijd had uitgeselecteerd had uitgeselecteerd had uitgeselecteerd hadden uitgeselecteerd hadden uitgeselecteerd hadden uitgeselecteerd
Toekomende tijd II zal uitgeselecteerd hebben zult uitgeselecteerd hebben zal uitgeselecteerd hebben zullen uitgeselecteerd hebben zullen uitgeselecteerd hebben zullen uitgeselecteerd hebben
Conditionalis II zou hebben uitgeselecteerd zou hebben uitgeselecteerd zou hebben uitgeselecteerd zouden hebben uitgeselecteerd zouden hebben uitgeselecteerd zouden hebben uitgeselecteerd
Imperatief - selecteer uit - - selecteert uit -

Gelijksoortige werkwoordenuitselecteren

Vervoegde woorden voor en na uitselecteren

« uitselecteren »

Meer handelingen voor uitselecteren