Aantal werkwoord vormen: 52
Gebiedende wijs en deelwoorden |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | uitziekend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | uitgeziekt |
Soort | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | ziek uit | ziekt uit | ziekt uit | zieken uit | zieken uit | zieken uit |
Imperfect | ziekte uit | ziekte uit | ziekte uit | ziekten uit | ziekten uit | ziekten uit |
Toekomende tijd I | zal uitzieken | zult uitzieken | zal uitzieken | zullen uitzieken | zullen uitzieken | zullen uitzieken |
Conditionalis I | zou uitzieken | zou uitzieken | zou uitzieken | zouden uitzieken | zouden uitzieken | zouden uitzieken |
Perfectum | ben uitgeziekt | bent uitgeziekt | is uitgeziekt | zijn uitgeziekt | zijn uitgeziekt | zijn uitgeziekt |
Voltooid verleden tijd | was uitgeziekt | was uitgeziekt | was uitgeziekt | waren uitgeziekt | waren uitgeziekt | waren uitgeziekt |
Toekomende tijd II | zal uitgeziekt zijn | zult uitgeziekt zijn | zal uitgeziekt zijn | zullen uitgeziekt zijn | zullen uitgeziekt zijn | zullen uitgeziekt zijn |
Conditionalis II | zou zijn uitgeziekt | zou zijn uitgeziekt | zou zijn uitgeziekt | zouden zijn uitgeziekt | zouden zijn uitgeziekt | zouden zijn uitgeziekt |
Imperatief | - | ziek uit | - | - | ziekt uit | - |
Gelijksoortige werkwoordenuitzieken
Vervoegde woorden voor en na uitzieken
Meer handelingen voor uitzieken